De paradox van kunst in tijden van crisis
(Opniestuk (H)ART 2011)
Waarom kent het artistieke leven vandaag een bloeiperiode? Waarom voelen zovelen zich geroepen om zich te uiten in de taal van kunst en creativiteit?
Waarom zien we tegelijk een deflatie in de maatschappelijke waardering bij een belangrijk deel van de publieke opinie, in het draagvlak, de steun van overheden en financiële krachten?
Het heersende economische denken in de westerse wereld heeft, vooral sinds de financiële crisis, diepe kwetsuren opgelopen. Het evidente vertrouwen in de dragende instellingen van het kapitalistische systeem is zwaar geschonden. De crisis toont aan dat ons economisch model op termijn niet houdbaar is als we groei en winst als een doel op zich blijven zien. De prioriteit die in onze maatschappij gaat naar deze economische waarden heeft zeker bijgedragen tot welvaart en vooruitgang, maar ligt ook aan de basis van ontsporingen van het materialisme, van de hebzucht. De crisis confronteert ons met een tekort aan vertrouwen, verantwoordelijkheid en interpersoonlijke solidariteit. Het markteconomische paradigma heeft de gegoede burger en de brede middenklasse de afgelopen decennia echter van zoveel comfort voorzien, dat velen, zowel burgers als instellingen, de crisis beantwoorden door zich nog meer in te sluiten binnen de strikte logica van het nutsdenken. Uit angst? Uit kortzichtig eigenbelang? Omdat we met zijn allen ‘opgesloten’ zitten in een web van gewoonten? Hoe langer de opeenvolging van verschillende crises duurt, hoe duidelijker het wordt dat het verstikkend is om te denken en te handelen in en vanuit een gesloten systeem.
Niet toevallig is op ditzelfde moment de wereldbevolking in beweging. Bij ons is het goed, dus komen velen naar hier. Ze blijven hier, brengen hun cultuur en gewoonten mee,… en maken ons weer bewust van onze eigen identiteit. Maar wat is dat, de ‘Belgische’ of nog eerder ‘Vlaamse identiteit’? Zijn we niet zelf het product van tal van externe invloeden door de eeuwen heen? De terechte (her)waardering van de eigen wortels en de fierheid voor de eigen cultuur wordt wel eens verward met een wanhopig op zoek gaan naar de bevestiging van het eigen gelijk. Vanwaar die angst voor het andere, voor het verschil? Hoe gaan we om met deze maatschappelijke identiteitscrisis?
Een antwoord op deze vragen is uiteraard niet eenvoudig. En het is niet de bedoeling om er hier een te geven. Waar het om gaat is de vraag: wat betekent kunst in deze uiterst complexe wereld in verandering, in crisis? En wat betekent de huidige context voor de kunstenaar en voor iedereen die betrokken is bij de kunstwereld? Dat een eenzijdige interpretatie van het economisch nutsdenken in tijden van schaarste leidt tot verschraling ondervinden velen aan den lijve. Zo zijn er besparingen voor iedereen, maar toch vooral voor de minst ‘nuttige’ maatschappelijke sectoren, lees kunst en cultuur. Ik heb het niet alleen over de overheid, maar ook over organisaties en personen die in betere tijden de sector van de nodige financiële zuurstof voorzien. De kunstensector wordt aangemaand om zich in te schakelen in de economische logica, om meer in haar eigen inkomsten te voorzien. Het is zeker goed om hierover na te denken en nieuwe mogelijkheden af te tasten, maar dan graag met garanties dat kunst haar vrije, kritische en experimentele rol onverminderd kan blijven uitoefenen.
Want daar ligt net de meerwaarde (om het toch over nut te hebben) en de aantrekkingskracht van kunst vandaag. Veel kunstenaars zijn mensen die de verstikkende logica van het heersende paradigma aanvoelen en willen opentrekken, die bewust of onbewust tegenbeweging vormen, zuurstof geven van binnen- en buitenuit. Zonder zuurstof raakt het heersende discours verengd en werkt het beklemmend. Het is niet evident om binnen de eigen logica van dit discours openingen te creëren en een andere weg op te gaan. Kunst bedient zich van andere ‘taalsystemen’, ‘toont’ het verschil, het vreemde en raakt, beroert, bevraagt… Daarom is het zo fantastisch en hoopgevend dat zovelen zich vandaag persoonlijk aangesproken voelen om zich te uiten in een of andere kunstvorm, of om zich als toeschouwer te laten meeslepen op de adem van kunst en cultuur. Niet alleen om even te ontsnappen aan de realiteit, maar ook om menselijkheid en verontwaardiging te uiten, om te tonen dat het mogelijk is om op een andere manier naar de werkelijkheid te kijken, om zuurstof te geven aan wat anders is.
Een maatschappij die kiest voor samen-leven, die het verschil en het andere waardeert en ermee in dialoog gaat, die zich wil laten raken en bevragen, kiest (ook) voor kunst die tegenspraak biedt. Zo’n maatschappij durft keuzes maken, signalen geven die ingaan tegen evidenties, die intelligent en inspirerend zijn. Wat kunst ons toont en zegt is niet altijd gemakkelijk, niet altijd aangenaam. Het vraagt openheid en bereidheid tot zelfkritiek om te luisteren, te kijken, te begrijpen. Daarin schuilt net de meerwaarde. Ook als we op een slimme, duurzame manier de vruchtbare basis van ons economisch model – de vrije markt – niet alleen willen behouden, maar ook willen bijsturen en hervormen in dienst van mens, menselijkheid en democratie, met ademruimte voor de volheid van het leven. Leven in verbondenheid en openheid voor verschil; met duidelijke regels waar dat nodig is om het respectvol samenleven te dienen, en openheid en vertrouwen toe te laten waar het kan. Kunst kan daarbij van ‘nut’ zijn.
1 Ook (kaas)schaafwonden zijn pijnlijk, zeker als de huid al dun is
2 de bloeiende kunstmarkt, waar een smalle elite de meerwaardezoeker weet te verleiden tot ‘interessante beleggingen’ , buiten beschouwing gelaten
3 economisch, rationeel, cultureel
4 niet alleen kunst die bevallig is en commercieel interessant
Lies Daenen
05 10 11